
Rusttijden in de binnenvaart: einde aan boetes na terugzetten in exploitatiewijze
Met enkele recente uitspraken van de Raad van State is een einde gekomen aan de werkwijze van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om de rusttijden in de binnenvaart te beboeten op basis van de feitelijke samenstelling van de bemanning en niet op basis van de gehanteerde exploitatiewijze.
Die werkwijze houdt het volgende in. Een schip vaart in exploitatiewijze B (continuvaart). Tijdens een controle wordt geconstateerd dat de voor die exploitatiewijze voorgeschreven minimumbemanning niet aan boord is. Voor die onderbemanning en/of onderkwalificatie wordt een forse boete opgelegd. Vervolgens beoordeelt ILT, in het kader van de controle op naleving van de rusttijden, welke exploitatiewijze past bij de wel aanwezige bemanning. Dat is dan, logischerwijze, exploitatiewijze A2 (semi-continuvaart) of exploitatiewijze A1 (dagvaart). In die exploitatiewijzen moet de ononderbroken rusttijd van zes respectievelijk acht uren buiten de vaartijd worden genoten. Omdat er in exploitatiewijze B vanzelfsprekend niet buiten de vaartijd kan worden gerust (het schip vaart continu), is in zo’n geval steeds sprake van overtreding van de rusttijden, zelfs als de bemanningsleden het voorgeschreven aantal uren rust genieten. Ook daarvoor ontvangen zowel de werkgever als de gezagvoerder hoge boetes.